46
Er was een treinstaking. En er werd gewerkt aan het spoor. Dat was maar goed ook, bedacht ze later, want de intercity naar Nergens pakken was niet echt een slim plan geweest. Oké, ze had met de auto naar Nergens kunnen rijden, maar ze had bijna geen benzine meer in haar Renaultje. En ze huilde zo hard dat ze sowieso niet kon rijden. Eindelijk waren de dijken dan toch doorgebroken. Dat was tenminste iets, nam Lizzie aan.
‘Wees alsjeblieft thuis, alsjeblieft, alsjeblieft.’ Lizzie herhaalde de woorden als een mantra terwijl ze bij Jo op de stoep stond te wachten. Het afdakje bood maar weinig bescherming tegen de regen. Als Jo er niet was, wist ze niet wat ze moest doen. Ze kon niet naar Mona, want haar flat was zo groot als een schoenendoos. En naar David gaan was uit den boze. Niet nu. Ze kon ook niet meer naar haar moeder met dit nieuws, en zelfs al had ze nog een moeder gehad…
‘Jo,’ riep ze toen de deur openging.
Maar het was Jo niet, het was Si. ‘Lizzie, hoi, we… Zou jij langskomen?’ Hij liep er slonzig bij.
Ineens werd Lizzie zich bewust van haar doornatte haar, en het kleine koffertje aan haar voeten. Si gluurde achter haar naar haar Renault, die in hun straat geparkeerd stond. Maar Lizzie wist zeker dat hij van waar hij nu stond de vier grote plastic zakken met schoolspullen en de kartonnen doos met boeken op de achterbank niet kon zien.
‘Geen Gerry?’ vroeg hij.
‘Geen… geen Gerry,’ stamelde Lizzie. Ze werd verlamd door het besef van de enorme stap die ze net had gezet. ‘Ik… Si… Ik moet Jo spreken.’
‘Die zit in bad.’ Hij deed een stap opzij zodat Lizzie naar binnen kon. ‘Ik ga haar wel even halen.’ Zonder een woord pakte hij haar koffertje. En door dat simpele gebaar barstte Lizzie weer in tranen uit.
Lizzie zat bij Jo en Si aan de keukentafel met een dampende beker thee en een glas cognac voor zich. Ze bette doelloos haar gezicht met een prop keukenpapier.
‘Ik ben bij hem weg,’ snikte ze toen ze Jo in de deuropening zag staan in haar ochtendjas. ‘Gerry… wilde mijn moeders geld in een groter huis steken. Hij zei dat ik mijn baan moest opzeggen, en dat het bijna te laat was om nog aan kinderen te beginnen…’ Ze snakte naar adem. ‘Ik ben bij hem weggegaan.’
Jo liep op haar af en sloeg haar armen stevig om haar vriendin heen. ‘Echt?’
Lizzie knikte.
‘Dat werd hoog tijd.’
‘Ja…?’ Lizzie wilde er niet eens meer over nadenken. ‘Sorry dat ik je uit bad heb gehaald.’
Jo trok er glimlachend een stoel bij. ‘Heeft Si je dat wijsgemaakt? Wat is hij toch ook preuts. We lagen in bed. Je mag Si wel dankbaar zijn, want als het aan mij had gelegen, stond je nog steeds op de stoep.’
‘Maar het is vijf uur ’s middags!’
‘O, Lizzie.’ Jo aaide haar vriendin over haar natte hoofd. ‘Grote mensen die midden op de dag naar bed gaan, wat een shock! Niet om te slapen ook nog, dubbele shock! Maar ja, geen hond die er anders iets van merkt, behalve wij. En jij nu, dus.’
Lizzie keek haar aan en begon alweer te huilen. ‘Gerry en ik kropen nooit op zondagmiddag in bed.’
‘Echt nooit?’ vroeg Jo verbaasd.
Met trillende onderlip schudde Lizzie haar hoofd; de tranen rolden over haar wangen. ‘Nee, nooit,’ snikte ze. ‘Niet één keer. Zelfs niet voor ons trouwen.’
Het duurde een heel uur voor Jo het hele verhaal uit Lizzie had getrokken, maar nog steeds wist ze niet zeker of haar vriendin haar wel de volledige waarheid had verteld. ‘Je blijft natuurlijk hier logeren,’ zei Jo toen het duidelijk was dat Lizzie alles gezegd had wat ze kwijt wilde.
‘Mag dat? Het is maar voor een dag of twee. Tot ik iets heb geregeld.’
‘Het mag voor zolang het nodig is,’ zei Jo. Over Lizzies hoofd knikte Si instemmend. ‘Waar moet je anders heen? Heb je eigenlijk wel geld?’
‘Ik heb mijn salaris. En over een paar weken word ik uitbetaald. Ik zal zorgen dat dat niet op onze gezamenlijke rekening wordt gestort, want ik neem aan dat Gerry die meteen laat blokkeren. En dan heb ik nog het geld van mijn moeder. Wat er overblijft wordt verdeeld over Karen en mij.’
‘Hoe heeft je moeder dat precies geregeld?’ vroeg Jo.
‘Gewoon, ieder de helft. En na aftrek van de kosten van de notaris en de makelaar heeft The Cedars daar flink in gehakt. Ik denk dat er nog iets van zestigduizend pond over is, misschien iets meer.’
‘Oké,’ zei Jo. ‘Je hebt een advocaat nodig om jouw deel van jullie gezamenlijke spaargeld los te krijgen.’ Ze stak haar hand op om Lizzie het zwijgen op te leggen. ‘Niks zeggen. Je wilt natuurlijk geen cent hebben, maar je moet niet zo stom zijn. Je hebt recht op jouw aandeel, op zijn minst. En als je dat loskrijgt, kun je de aanbetaling doen voor een nieuw huis.’
Lizzie snoot haar neus in wat er nog over was van het stuk keukenrol.
‘Goed,’ zei Jo, ‘dit vraagt om een krijgsraad. Ik ga David en Mona bellen of ze langskomen.’
‘Nee!’ Lizzie sprong op uit haar stoel en gooide bijna haar thee om. ‘Niet doen!’
‘Lizzie…’
‘Oké, Mona mag je het wel vertellen. Maar David niet. Laten we dit voorlopig even onder ons houden. Alsjeblieft. Gewoon tot ik alles heb geregeld.’
Lizzies smekende blik gleed van Jo naar Si en weer terug. ‘Alsjeblieft?’ vroeg ze. ‘Willen jullie dat voor me doen?’
Jo en Si keken elkaar aan. ‘Goed dan,’ zei Jo. ‘Maar toch snap ik het niet, Lizzie. En ik vind het ook niet eerlijk. David is een van ons. Het is niet prettig om hem buiten te sluiten.’
‘Ik zal het hem vertellen,’ beloofde Lizzie. ‘Na de begrafenis…’
‘De begrafenis? O, Lizzie,’ zei Jo. Si was al op weg naar meer cognac. ‘Wanneer is die?’
‘Dinsdag,’ zei Lizzie. Haar ogen waren inmiddels droog.
‘Maar ik ben aan het werk, ik heb een paar hele belangrijke vergaderingen. Waarom heb je niks gezegd?’ Jo was al bezig om in haar hoofd haar agenda na te gaan om te zien of er iets kon worden geschrapt.
‘Ik heb niks gezegd, omdat jullie niet hoeven te komen.’
Nu was het Lizzies beurt om de storm van protest van Jo en Si een halt toe te roepen.
‘Ik meen het,’ zei ze. ‘Twee begrafenissen in een jaar – dat wens ik niemand toe.’
‘Dat meen je niet!’ gilde Mona aan de andere kant van de lijn,
‘Ssst, zachtjes,’ siste Jo. ‘Als je zo hard gilt, hoort ze je nog.’
Dat was overdreven. Lizzie kon Mona met geen mogelijkheid horen. Ze was bezig haar spullen uit te pakken in Jo’s logeerkamer.
‘Way to go, girl. Geen dag te vroeg,’ riep Mona, terwijl Jo de telefoon bij haar oor weghield.
‘Dat zei ik ook al.’
‘Maar wacht even, dan loop ik even naar het kantoortje. De klanten kijken me raar aan.’ Er klonk gekletter en Mona’s stem verdween een paar seconden terwijl er deuren open en weer dicht gingen.
‘Nicci had nu vast roze champagne opengetrokken,’ zei Mona, toen ze weer aan de lijn was. ‘Die heeft altijd al gezegd dat Gerry niet bij Lizzie paste.’
Jo trok haar wenkbrauwen op. Niks voor Mona om dat te zeggen. Ze was bepaald niet in haar nopjes toen Nicci roze champagne voor haar opentrok.
‘Hoe lang blijft Lizzie?’
‘Ze zegt twee dagen, maar ik zei: voor zolang als het duurt.’
‘Ik denk dat jij wint,’ zei Mona. ‘Waar moet ze anders heen?’
‘Geen idee. Ze zegt dat ze wel een poos een kamer kan huren bij iemand die ze kent van school, tot ze genoeg cash bij elkaar heeft om iets groters te betrekken.’
‘En dat geloof jij?’ Mona schoot in de lach. ‘Ze wil jou gewoon niet tot last zijn. Ze heeft helemaal geen vrienden op school. Tenminste, geen echte, zoals wij.’
‘Dat moet toch haast wel? Iedereen heeft toch vrienden op het werk?’ zei Jo, maar ze schoot meteen in de lach. ‘Behalve ik, dan. Collega’s, medewerkers, ja, maar geen vrienden.’
‘Dat bedoel ik,’ zei Mona. ‘Dat geldt voor mij ook. Hé, denk je dat ze iemand anders heeft?’
‘Een andere man?’ Jo snoof. ‘Doe niet zo belachelijk. Lizzie en een andere man… We hebben het nu niet over jou, Mo.’
‘Nou zeg!’
‘Je weet best wat ik bedoel. En trouwens, dat zou ze wel vertellen. Toch?’
‘Ja, aan jou wel, waarschijnlijk,’ zei Mona. ‘Of aan David. Die is de laatste tijd zo close met haar. Heb je het al aan hem verteld?’
‘Nee,’ zei Jo bedachtzaam. ‘Dat is het rare. Lizzie heeft me expliciet verboden om hem in te lichten. Ze wil dat alleen wij het weten. En Si. Ik zei nog dat David er ook bij hoort, maar ze ging helemaal over de rooie, dus ik heb maar niet doorgedramd.’
Jo ging fronsend het hele gesprek nog eens na in haar hoofd, en ineens wist ze wat haar zo dwarszat. Lizzie en David waren zulke goeie vrienden. Dus zou Jo denken dat Lizzie bij uitstek met David had willen praten over de gruwelijke toestand van haar moeder. Maar hij had gezegd dat hij haar in geen weken had gezien.
‘Heeft Gerry al gebeld?’ vroeg Mona.
‘Dat geloof je toch zelf niet?’antwoordde Jo. ‘Gerry is nooit mijn grootste fan geweest. En andersom. Ik ben absoluut niet van plan om Lizzie naar huis te sturen, met haar staart tussen haar benen.’
‘Maar waar zou ze anders heen moeten? Als ik hem was, zou ik ook als eerste bij jou gaan zoeken. Als ik wilde proberen om haar terug te krijgen.’
‘Dat zou je zeggen, ja. Maar zo te horen is zijn ego behoorlijk gekrenkt.’
‘Dat verbaast me niet,’ zei Mona. ‘Wij vonden hem allemaal een eikel, maar hij hield wel echt van haar, op zijn manier.’
‘Hield,’ mompelde Jo.
Maar Mona negeerde haar. ‘Misschien belt hij Si.’
‘Nou, dan wens ik hem veel succes. Want die is ook niet dol op hem. Si gedoogde hem alleen omdat hij nu eenmaal bij Lizzie hoorde.’
‘Echt?’ Mona viel even stil. ‘Nooit geweten.’
Jo haalde haar schouders op. ‘Si is heel beleefd.’
Aan de andere land van de lijn hoorde Jo een deur opengaan en ze hoorde iemand iets vragen. Mona gaf efficiënt en kundig antwoord, met haar hand over de telefoon.
‘Wanneer is de begrafenis?’ vroeg Mona toen ze klaar was.
‘Dinsdagmiddag.’
‘Jezus, wat een toestand! Ten eerste dat ze bij Gerry weggaat. Ik bedoel, wie zag dat nou aankomen? Dan doet ze dat ook nog twee dagen voor de begrafenis van haar moeder. En ten derde laat ze ons helemaal niet weten dat haar moeder is overleden! Wat is er toch allemaal aan de hand, Jo? Nee, echt? Dit is toch niks voor Lizzie? Lizzie kan dit toch allemaal niet zonder ons. Wij zijn familie. Ze heeft ons nodig.’
‘Ze was eerst nog naar het station gegaan.’
‘Wat?’
‘Ik weet het. Ze wilde zomaar op een trein stappen. Ze wist volgens mij niet eens waarheen. Goddank heeft die staking roet in het eten gegooid. En ik heb gezegd dat ze ons nodig heeft, dinsdag, maar toen zei ze dat één begrafenis in een jaar wel genoeg is voor een mens.’
‘Daar heeft ze een punt,’ vond Mona. ‘Ik kan niet zeggen dat ik veel behoefte heb om dit jaar nog een voet in een kerk te zetten. Of volgend jaar.’
‘Even serieus, Mona.’
‘Ik ben serieus.’
‘Ik maak me heel veel zorgen om haar,’ zei Jo, en ze praatte wat zachter omdat er boven in het huis een deur openging. ‘Eerst Nicci, en toen haar moeder, en nu dit gedoe met Gerry… Ik weet het niet… maar ik vraag me af of Gerry soms gelijk heeft en ze gewoon een zenuwinzinking heeft.’